Tot drie weken voor de bevalling heeft de zeug geen extra voer nodig. Dit is belangrijk omdat, de zeug even veel beweegt als normaal. De zeug wordt anders te dik en dat levert gezondheidsproblemen op. 3 weken voor het werpen wordt de hoeveelheid voer geleidelijk aan opgevoerd. Voer het voer op tot het dubbele van de normale hoeveelheid voer dat de zeug vóór de 3 weken voor de dracht kreeg. Het is verboden om varkens swill te voeren. Swill is keukenafval van de mens, zoals aardappelschillen.

 

Droge brokken is gemakkelijk verteerbaar voer, wat vezelarm is. Zeugen die dienen als productievarkens krijgen droge brokken. De zeug krijgt door droge brokken genoeg voedingsstoffen binnen en hoeft zo niet veel moeite te doen om alle voedingsstoffen binnen te krijgen. Droge brokken zijn vezelarm, met als gevolg dat de zeug snel een hongerig gevoel heeft. Daarom geef je naast droge brokken ook ruwvoer. Ruwvoer is bijvoorbeeld gras, hooi, bietenpulp en groente. Ruwvoer is rijk aan vezels wat ervoor zorgt dat de zeug een lang verzadigd gevoel heeft. Vezelrijkvoer draagt ook bij aan een stabiel glucosegehalte.

Hieronder zie je een voerschema voor een zeug in de drachttijd.